Page 8 - Handige gids voor de vogelliefhebber
P. 8



VOgeLBeZOeK

IN De KIjKer










VINK (Fringilla coelebs)
Meer dan een streepje wit (van de vleugel) laat de vink niet zien
bij het opvliegen. Om de kleuren van het mannetje te kunnen
bewonderen, moet hij bijna binnen handbereik komen. Moeilijk
is dat niet, want rond de voedertafel hipt hij op de grond op zoek
is dat niet, want rond de voedertafel hipt hij op de grond op zoek
naar zaden en graantjes.
rOODBOrST (Erithacus rubecula)
In de wereld van de roodborst is een conflict nooit veraf; de heren
zingen de pannen van het dak om de ander te bestrijden – ook
in de herfst en de winter! Als het moet vliegen ze elkaar zelfs in
de haren. Hun krijgslied is een muzikale rozenkrans van frisse en
heldere klanken.

wINTerKONINg (Troglodytes troglodytes)
Alles aan de winterkoning is op kabouterformaat, een lijfje
niet groter dan een soepballetje en een piepklein staartje
dat parmantig omhoog priemt. Enkel zijn stem, een luide en
glasheldere tenor, lijkt van een forser vogeltje afkomstig te zijn.

MereL (Turdus merula)
Pakweg honderd jaar geleden was de merel nog een schuwe
bosvogel, nu kennen zelfs volbloed stadsmussen zijn
gitzwarte pak en de opvallende geeloranje snavel. Die horen
bij het mannetje, het vrouwtje gaat door het leven in een vrij
onopvallend donkerbruin verenkleed.

KOOLMeeS (Parus major)
Als mevrouw koolmees gaat emanciperen krijgt ze misschien ook
een das. Bij de mannetjes is de donkere buikstreep die de gele
borstveren in tweeën deelt veel breder en opvallender dan bij de
vrouwtjes. Omdat de koolmees zich goed kan aanpassen, is hij
vaak de eerste die een nieuw voederapparaat ontdekt.
8
   3   4   5   6   7   8   9   10   11   12   13